Selecteer een pagina

‘He Maaik?’

‘…’

‘Maaik?’

‘Ja?’

‘Er komen straks wel kinderen kijken he.’

‘Ja’

‘Moeten we dan niet een bordje ophangen?’

‘Wat dan?’

‘Dat ze niet aan het hek moeten zitten’

‘Oh ja, anders wordt het nog een schok’

‘Ha ha Maaik.

Als we nou nu in de schuur alvast een bordje aan het opgerolde hek hangen, dan zit het er al aan als we het neerzetten.’

‘Oh ja, dat is slim! Kunnen we het ook niet meer vergeten. Ik maak het wel ef.’

Hang ef een bordje op voor de kinderen