Wetenschappers bedenken ingewikkelde theorieën, zoeken daar bewijs voor en vinden zo de waarheid.
Toch?
Dat is hoe er vaak over wetenschap wordt gedacht.
Het is alleen niet helemaal waar. Of eigenlijk: het zou niet waar moeten zijn. Goede wetenschap zou zich eigenlijk meer bezig moeten houden met proberen te bewijzen dat de theorieën niet kloppen, in plaats van wel.
Logica en Observatie
Wat is wetenschap, en hoe heurt het eigenlijk? Daar kun je boeken vol over schrijven, maar heel grof gezegd kun je twee kanten op werken.
Van binnen naar buiten: redeneren, logisch nadenken over hoe iets werkt. En van buiten naar binnen: observeren, experimenten doen en daar conclusies uit trekken.
Wetenschappers baseren hun kennis op allebei: ze laten logisch denken en observatie elkaar beïnvloeden. Een succesvol experiment zal een redenering waarschijnlijk bevestigen, een mislukt experiment geeft stof tot nadenken.
Maar zelfs als je zo werkt zul je niet altijd op de goede conclusie uitkomen. Je kunt bijvoorbeeld observeren dat de zon beweegt en daaruit beredeneren dat de zon om de aarde draait.
Eén bewijs is geen bewijs
Het probleem is dat je voor elke theorie wel bewijs kunt vinden. Het maakt niet uit hoe raar het is wat je bedenkt, er is altijd wel iets te bedenken (een redenatie, een observatie) waaruit blijkt dat het klopt.
Dat is waar fake news en alternative facts vandaan komen, iemand heeft iets bedacht of wil iets geloven en heeft daar bewijzen bij gezocht (dat wordt ook wel cherry picking genoemd).
Dat kan namelijk altijd!
Daarom is niet alleen logisch denken, maar vooral kritisch denken belangrijk. Een mooie samenvatting hiervan is de falsificatie-theorie van Carl Popper. Hij stelde dat je een theorie eigenlijk niet zou moeten bewijzen, maar moeten ‘falsificeren’.
Wat hij daarmee bedoelde is dat je juist moet proberen te laten zien dat hij niet klopt.
Een goede theorie
Volgens Popper is de voorwaarde voor een goede wetenschappelijke theorie dat deze falsificeerbaar is: je moet een experiment kunnen bedenken waaruit kan blijken dat de theorie niet waar is. Dit nieuwe experiment hoeft niet perse te slagen, maar het moet wel te doen zijn.
Wanneer je geen experiment kunt bedenken die je theorie zou kunnen ontkrachten dan is je theorie niet waar, maar niet wetenschappelijk!
De theorie ‘God bestaat’ is daarmee, onafhankelijk van of hij waar is of niet, geen goede wetenschappelijke theorie.
Voorbeeld!
Theorie: alle zwanen zijn wit.
Falsificatie: kan ik een zwaan met een andere kleur vinden?
Experiment: zoek een zwaan. Elke witte zwaan die je vindt bevestigt je theorie, maar maakt hem nog niet waar. Dat zal alleen zo zijn wanneer alle experimenten gedaan zijn die de stelling zouden kunnen ontkrachten: je hebt alle zwanen gevonden die er bestaan, en geen enkele zwarte gezien.
Aangezien het vrijwel onmogelijk is om alle experimenten te doen, is geen enkele stelling ooit absoluut waar. Deze onzekerheid betekent dat kritisch denken de basis is voor goede wetenschap, en niet logisch denken.
Het draait de bewijsvoering om: om te bewijzen dat een theorie waar is heb je oneindig veel experimenten nodig, om te bewijzen dat hij niet waar is maar één.
Dit is wetenschap
Wetenschap werkt vaak juist op de manier die ik helemaal bovenaan dit artikel beschreef. We bedenken een theorie en proberen deze te bevestigen met behulp van experimenten.
Dit is eigenlijk verkeerd om!
We zouden een theorie moeten bedenken aan de hand van observaties of redenering, en dan alles uit de kast moeten halen om deze theorie te proberen te ontkrachten.
Helaas is dat niet zulk prestigieus werk en zullen de meeste wetenschappers na het bedenken van een theorie (en deze publiceren in een tijdschrift) op zoek gaan naar een volgende theorie. Het falsificeren laten we over aan anderen.
Na een lange periode van zoveel mogelijk publiceren en mede daardoor het publiceren van niet-reproduceerbare resultaten begint dit proces langzaamaan te keren. Er komt steeds meer vraag naar falsificatie- en replicatiestudies, wat naar mijn idee een goede beweging is.
Bonus: here be Dragons
Een ander gevolg van het nooit zeker weten of iets waar is, is dat wetenschappers erg slecht zijn in het geruststellen van anderen. Voordat een grote nieuwe deeltjesversneller werd aangezet waren mensen bang dat dit apparaat een zwart gat zou maken dat de wereld zou opslokken. Van de wetenschappers luidde het (terechte) antwoord:
“Ja, er is een kans dat dat gebeurt,
maar het is wel een hééééééle kleine kans”
Dat tweede deel werd helaas al niet meer gehoord.
Later was het gevatte wetenschappelijke commentaar: ja, en er is ook een kans dat het apparaat een mens-etende draak uitspuugt wanneer we hem aanzetten!
De Hoofdwerker over wetenschap
- Over vragen stellen: Wetenschap is ook maar een mening, deel 1
- Over modellen en theorieën: Wetenschap is ook maar een mening, deel 2
- Over ‘de waarheid’: Darwin en de dorpsgek